woensdag 6 augustus 2014

Eis: 9 jaar in hoger beroep moord Rotterdam

Het Openbaar Ministerie heeft woensdag in hoger beroep 9 jaar gevangenisstraf geëist tegen Mohammed Y (28) die wordt verdacht van het doden van de Ruwandees Olivier Nkurunziza (22) uit België in  2007. Daarna zou de verdachte hebben geprobeerd om het lijk te laten verdwijnen. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) had hij al een auto en een schop gekocht om het lijk te begraven. De zaak staat bekend als de 'sporttasmoord'.

In de nacht van 4 op dec 2007 werd in de woning van de verdachte in Rotterdam het lichaam van de Ruwandees gevonden. Hij bleek door 17 messteken in de rug en hals om het leven te zijn gebracht en lag al enige tijd in de woning.

In 2011 werd de verdachte al veroordeeld tot 9 jaar cel (eis 10 jaar), maar hij ging hiertegen in hoger beroep.

De rechter doet naar verwachting op 20 augustus uitspraak.

De zaak tegen  Mohammed Y is flinterdun

Y. heeft zelf de politie gebeld maar wordt al snel als verdachte aangemerkt en op 21 december aangehouden.

Y verklaart tijdens verschillende verhoren dat hij het slachtoffer op vakantie heeft ontmoet en dat hij naar Nederland is gekomen om Y. op te zoeken. Y heeft hem gratis onderdak aangeboden.

Y. zegt dat tijdens het verblijf van Olivier in zijn huis, in de periode van 26 november 2007 tot en met 4 december 2007, hij zelf bij zijn zus in Den-Haag woonde. Olivier was volgens Y. dus alleen in zijn huis en heeft van Y. een reservesleutel gekregen.

Uit een aantal getuigenverhoren is gebleken dat het slachtoffer zich bezig hield met drugszaken, o.a. het transporteren van drugs, en dat hij vaak werd bedreigd met de dood, door onbekende derden. Er zijn DNA-sporen gevonden in het huis van Y. Zo is er een hoofdhaar en celmateriaal van een onbekende derde ontdekt.

Ondanks de getuigenverklaringen en DNA-onderzoeken, waarbij een onbekende derde in beeld komt, is volgens het OM, Y. de dader. De officier van justitie baseert zich hierbij op het volgende: 1) er zijn geen braaksporen gevonden in het huis van Y,
2) er heeft geen worsteling plaatsgevonden en
3) Y. beroept zich steeds op het zwijgrecht. Het OM eist een gevangenisstraf van 10 jaar.

De advocaat van Y. is Frank van Ardenne. Hij gelooft in de onschuld van zijn cliënt. Hij verzocht tijdens de behandeling in eerste aanleg de rechtbank om het OM niet-ontvankelijk te verklaren en zijn cliënt vrij te spreken. ?Van Ardenne gaf aan dat het beroep op zwijgrecht, een recht is dat elk verdachte in Nederland toekomt, in deze zaak niet wordt gerespecteerd.

Hij las een aantal passages uit de processen-verbaal voor, die tijdens het verhoor door de verbalisanten aan Y. zijn gezegd.

'Natuurlijk mag je zwijgen, dat hoort bij iemand die wat heeft gedaan', door geen antwoord te geven, geef je wel antwoord: je hebt het gedaan', 'als ik naar de feiten kijk, dan ben jij de moordenaar', 'door niets te zeggen, laat je zien dat jij het hebt gedaan', 'wie zwijgt, stemt toe', 'je zwijgt op advies van je advocaat, maar straks gaat je advocaat naar huis en tv kijken, jij mag een boek lezen in je hokje en vervolgens je vonnis'.

Daarnaast verwezen de verbalisanten steeds naar de zelfmoord van zijn moeder toen Y. vier jaar was.

Ook is het opmerkelijk dat Y. tijdens de verhoren van de verbalisanten niet mocht zitten: hij moest staan. Het hierbovenstaande kwalificeert Van Ardenne als ontoelaatbare psychische dwang. Er is volgens hem sprake van schending van de art. 29 lid 1 Strafvordering, dat over pressieverbod gaat, en art. 3 EVRM, dat over de vernederende/onmenselijke behandeling gaat.

Van Ardenne vindt verder dat het OM de redelijke termijn heeft overschreden. Op 21 december 2007 is Y. in verzekering gesteld en op 2 juli 2009 is het voorlopige hechtenis opgeheven omdat er geen ernstige bezwaren voor de voorlopige hechtenis meer waren.

Sindsdien is Y. ook op vrije voeten. Er is volgens Van Ardenne in die tijd geen nader onderzoek gedaan naar de feiten omtrent dit delict. De zaak heeft volgens hem op de plank gelegen, tot vandaag.

De verdediging is ook van oordeel dat er in strijd is gehandeld met de regels over geheimhouding. Er heeft een observatie plaatsgevonden in de wachtkamer van de rechtbank, waarbij de advocaat van cliënt en diens zussen aanwezig waren en het een en ander over de zaak besproken.

Ondanks het feit dat de opsporingsambtenaren wisten dat er een gesprek plaatsvond tussen een advocaat en aanverwanten van de verdachte, heeft er een observatie plaatsgevonden. Daarnaast zijn telefoongesprekken vanuit de gevangenis waar Y. verbleef opgenomen, waarvan ten minste één een geheimhoudersgesprek betreft. Dit gesprek tussen advocaat en Y. is wel opgenomen maar niet vernietigd.

Van Ardenne is van oordeel dat in deze zaak onvoldoende wettig overtuigend bewijsmateriaal om Y als dader aan te merken. De sporen van de derde persoon die in het huis van Y. zijn gevonden, ook gezien het drugsmilieu waar het slachtofer in verkeerde, kunnen leiden naar een andere dader dan Y. Er zijn volgens Van Ardenne meerdere scenario's denkbaar, maar hiernaar is geen onderzoek gedaan.

Ten aanzien van de 3  bewijspunten:

1)  het ontbreken van braaksporen zegt niets. Het slachtoffer kan de daders zelf hebben binnengelaten

2) dat er geen worsteling heeft plaatsgevonden zegt ook niets: de Ruwandees is dood, als Mohamed Y dat gedaan kan hebben zonder worsteling, kan een andere dader dat ook gedaan hebben

3) Zwijgen kan gewoonlijk niet als bewijs worden gebruikt, tenzij er zwaarwgende redenen zijn waarbij de rechter vindt dat het verklaren over iets zwaarder weegt dan het recht op zwwijgen. Een voorbeeld hiervan is een man die verdacht werd van een moord in Arnhem. De politie had in zijn bezit een treinkaartje gevonden naar Arnhem op de dag van de moord en de verdachte weigerde daar een verklaring voor te geven. In dat geval oordeelde de rechter dat de verklaring over het treinkaartje zoveel zwaarder woog dan het zwijgen dat het wel haast als bewijs aangemerkt diende te worden


Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook