dinsdag 17 maart 2009

Geen herziening Enschedese ontuchtzaak

Hennie Knobbe, tot 7 jaar en 7 maanden + TBS veroordeeld wegens verkrachting van zijn dochters en zes buurkinderen in wat bekend staat als de Enschedese ontuchtzaak krijgt geen nieuw proces. De Hoge raad zag daar vandaag geen aanleiding toe.

Knobbe werd in hoger beroep veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf en TBS door het gerechtshof, maar hij ging in cassatie. De hoge raad heeft die cassatie destijds verworpen maar wel de gevangenisstraf teruggebracht tot 7 jaar en 7 maanden. Daarmee leek de verorodeling van Knobbe definitief. Zijn vrouw kreeg 5 jaar en haar broer 7 jaar.

Vervolgens heeft op verzoek van Prof Crombach de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken een rapport over de strafzaak uitgebracht. De conclusie van deze CEAS was dat het college van Procureurs de zaak opnieuw diende te onderzoeken. Dat college heeft vervolgens de procureur generaal bij de Hoge Raad verzocht te beoordelen of er grond was voor een herziening of nader onderzoek. De advocaat generaal mr Schipper heeft op 22 april 2008  medegedeeld dat dat verzoek niet is ingewilligd en dat aan de Hoge Raag geadviseerd.

De Hoge Raad heeft nu laten weten dat advies over te nemen.

Het belangrijkste argument van Knoops was dat de CEAS documenten van de politie over K. heeft weten te achterhalen die volgens hem ontlastend voor zijn cliënt zijn. Die stukken zijn nooit aan de rechters in Arnhem getoond, terwijl door deze informatie aan de schuld van de veroordeelde man uit Enschede kon worden getwijfeld. Het hof in Arnhem dat K. zijn straf oplegde, kon die informatie dus niet meewegen in het uiteindelijk oordeel over de man uit Enschede, concludeerde de CEAS.

Volgens de Hoge Raad brengt het CEAS-rapport niet het ernstige vermoeden naar boven dat het hof in Arnhem de veroordeelde man uit Enschede zou hebben vrijgesproken, als het met de nieuwe informatie bekend zou zijn geweest. Dat moge zo zijn, maar het zou de Raad sieren als zij gekeken hadden of het Hof hem vrijsproken had moeten hebben als het met de nieuwe informatie bekend zou zijn geweest.

Procureur generaal

  • een lid van het bestuurscollege van het Openbaar Ministerie, het College van procureurs-generaal.
  • het hoofd van het Parket bij de Hoge Raad.

College van Procureurs Generaal
In Nederland vormt het College van procureurs-generaal het bestuur van het Openbaar Ministerie. De procureurs-generaal bepalen het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie.

Gerechtshof
Een gerechtshof (vaak kortweg hof) is een rechterlijk college in Nederland. Normaliter spreekt een gerechtshof recht in hoger beroep. De rechters van een gerechtshof worden 'raadsheer' genoemd. Een raadsheer kan een man of een vrouw zijn: een vrouwelijke raadsheer wordt niet raadsvrouw of raadsdame genoemd.

Cassatie
"In cassatie gaan" betekent dat men beroep aantekent bij de hoogste rechtbank (de Hoge Raad) van het land tegen een uitspraak van een lagere rechter. Dit hoogste hof houdt dan enkel rekening met de wijze waarop de lagere rechter de wet heeft toegepast. Een cassatierechter treedt dus niet in beoordeling van de feiten zelf.

Indien de cassatierechter vaststelt dat de lagere rechter het recht inderdaad niet correct heeft toegepast dan zal hij de uitspraak van deze lagere rechter verbreken. Dit verklaart meteen de term Cassatie : het woord Cassatie is afgeleid van het woord casser wat breken betekent in het Frans

Hieronder de woordelijke uitspraak van de Hoge Raad:

 

Het hof Arnhem heeft bij uitspraak van 20 februari 2002 (LJN AD9410) de aanvrager in hoger beroep voor zeven zedendelicten in de periode van 1 april 1996 tot 18 mei 1999 in de gemeente Enschede met onder meer twee van zijn dochters, veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Tegen deze uitspraak van het hof heeft de aanvrager beroep in cassatie ingesteld. Bij uitspraak van 30 september 2003 (LJN AI0010) heeft de Hoge Raad het beroep tegen de bewijslevering verworpen. De Hoge Raad heeft alleen de gevangenisstraf verminderd tot zeven jaren en zeven maanden. Daarmee was de veroordeling van de aanvrager door het hof Arnhem definitief.
Naar aanleiding van het strafproces tegen de aanvrager heeft prof. dr. H.F.M. Crombag zich tot de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (hierna: CEAS) gewend met het verzoek tot het verrichten van een onderzoek in de zaak tegen de aanvrager. De CEAS heeft een onderzoek noodzakelijk geacht en voor dat onderzoek een driemanschap aangewezen. In zijn rapport adviseerde het driemanschap het College van procureurs-generaal nader onderzoek in te (laten) stellen. Op 17 december 2007 heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar aanleiding van het rapport van het driemanschap het verzoek ontvangen van het College van procureurs-generaal te beoordelen of dat rapport aanleiding gaf tot het indienen van een vordering tot herziening of het doen van nader onderzoek. Op de zitting van de Hoge Raad van 22 april 2008 heeft de advocaat-generaal mr. N.A.M. Schipper medegedeeld dat het verzoek niet is ingewilligd.
De herzieningsprocedure
Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk dat inbreuk wordt gemaakt op het uitgangspunt dat een onherroepelijk veroordeling door de strafrechter definitief is. Dat is het geval als een aanvrage tot herziening van zo’n veroordeling wordt gedaan en na onderzoek gegrond wordt bevonden. Dat kan als het gaat om een nieuwe feitelijke omstandigheid (een zogenaamd ‘novum’) die bij het onderzoek op de terechtzitting niet aan de rechter bekend was en die het ernstige vermoeden wekt dat die, als de rechter daarmee wel bekend was geweest, tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie of vrijspraak van de aanvrager zou hebben geleid. Dit buitengewone rechtsmiddel van herziening kan leiden tot heropening van een strafproces dat met een onherroepelijke veroordeling was afgerond.
De vordering tot herziening
Op 1 februari 2008 heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Amsterdam, bij de Hoge Raad een aanvrage tot herziening van de uitspraak van het hof Arnhem van 20 februari 2002 ingediend. De aanvrage steunt op het rapport van de CEAS. Volgens de aanvrage is er om verschillende redenen sprake van een novum.
Op de zitting van de Hoge Raad van 22 april 2008 heeft mr. Knoops de aanvrage mondeling toegelicht.
De advocaat-generaal mr. N.A.M. Schipper heeft op 23 september 2008 geadviseerd dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening ongegrond zal verklaren.
Uitspraak Hoge Raad:
De Hoge Raad heeft in de eerste plaats beslist dat een CEAS-rapport als zodanig niet tot herziening kan leiden, wat overigens niet uitsluit dat zo’n rapport een voor herziening vereist novum zou kunnen bevatten.
Het CEAS-rapport houdt als oordeel van het driemanschap in dat het opsporingsonderzoek op integere wijze en met grote inzet is uitgevoerd, dat op geen enkele wijze is gebleken van pogingen om informatie achter te houden, dat weliswaar aanvullende informatie uit het onderzoek bij de stukken had moeten worden gevoegd maar dat die bevinding niet leidt tot het oordeel dat het rechterlijk oordeel waarschijnlijk wezenlijk anders had geluid. Gelet hierop kan naar het oordeel van de Hoge Raad het CEAS-rapport bepaald niet het ernstig vermoeden wekken dat het hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken indien het hof bekend zou zijn geweest met de inhoud van het rapport.
Voorts steunt de aanvrage op een vraaggesprek met een van de dochters van de aanvrager in het televisieprogramma KRO Reporter, uitgezonden op 20 augustus 2008, en een brief van haar waarin zij terugkomt van haar eerdere, belastende verklaringen. Ook dit onderdeel van de aanvrage is onvoldoende voor herziening omdat noch het interview noch de brief inhoudt waaròm zij terugkomt van haar eerdere verklaringen, en evenmin waarom zij pas nu naar voren brengt dat die eerdere verklaringen onjuist zijn. En zo’n uitleg is wel vereist.
Ook de overige in de aanvrage gestelde, grotendeels aan het CEAS-rapport ontleende omstandigheden leveren geen grond voor herziening op. Want veel van die omstandigheden blijken reeds uit de stukken van het strafdossier waarover het hof destijds beschikte. Die omstandigheden leveren dus geen novum op. Voor de rest geldt dat zij niet het ernstig vermoeden kunnen wekken dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou hebben verklaard in de vervolging of dat het de aanvrager zou hebben vrijgesproken, indien het daarmee destijds bekend zou zijn geweest.
Gevolgen van deze uitspraak
Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de uitspraak van het hof Arnhem van 20 februari 2002 in stand blijft.

Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook

0 comments: