vrijdag 13 maart 2009

De Osloconfrontatie

De Osloconfrontatie ook wel een line-up genoemd is een techniek die gebruikt wordt om verdachten te identificeren: een getuige moet uit een rij van personen de ‘dader’ aanwijzen. De verdachte wordt dan tussen een rij onschuldigen gezet die voldoen aan het signalement. Als de Oslo confrontatie met Foto’s of met video’s gebeurd, dan wordt wel gesproken van een Foslo resp. voslo. Bij de Foslo moeten minimaal 10 tot 12 foto’s van personen worden getoond.

  • de politie-ambtenaar die de getuige begeleidt mag zelf niet op de hoogte zijn wie in de rij de verdachte was
  • er is slechts één confrontatie toegestaan
  • verschillende getuigen moeten van elkaar gescheiden worden gehouden
  • de confrontatie vindt plaats door een one-way spiegel.

In de praktijk wordt de Oslo confrontatie niet veel toegepast. Meestal krijgt de getuige één foto te zien van de verdachte met de vraag: “is dat-em?” Dat heet dan een éénpersoonsconfrontatie. De bewijskracht hiervan is natuurlijk veel minder dan bij de Oslo confrontatie. Niettemin heeft de Nederlandse politie een sterke voorkeur voor de eenpersoonsconfrontatie. Niet alleen omdat deze minder werk met zich meebrengt maar ook ondat ze niet het risico willen lopen dat de getuige de (vermeende) dader niet aanwijst1.

Ook met een Oslo confrontatie echter zijn er kansen voor de politie om één bepaalde persoon aangewezen te krijgen: gericht doorvragen bijvoorbeeld: “Kijkt u nog eens goed naar nummer twee” of afkeurend te mompelen als de ‘verkeerde’ persoon wordt aangewezen. Het plaatsen van de verdachte tussen anderen die niet aan het signalement voldoen (bijv. één surinamer tussen 11 blanken), of de figuranten keurig gekleed en gekapt te presenteren en de verdachte ongeschoren en ongewassen zo uit de cel er tussen te zetten zijn bekende tactieken, evenals het ‘voorbereiden’ van een getuige door hem eerst foto’s van de verdachte te tonen en later pas een Oslo confrontatie. Tenslotte is het nog mogelijk om indien 9 getuigen de verdachte niet aanwijzen en 1 dat met enige terughoudendheid wel doet, de 9 getuigen niet te vermelden en de 10e als ‘positieve identificatie’ te classificeren.

 

1P.J. van Koppen & D.J. Hessing (1999). De confrontatie in de praktijk [The confrontation in practise]. Ars Aequi, 48, 103-107.

Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook

0 comments: