woensdag 24 september 2008

Vrijspraak in hoger beroep voor moord op Daan van Es

Toon P. (44) die in eerste instantie door de rechtbank in Roermond veroordeeld was tot 16 jaar voor de moord op discotheekeigenaar Daan van Es bij een overval tijdens carnaval op 27 februari 2006 in Nederweert, is door het hof van Den Bosch vrijgesproken.

Dat was niet onverwacht omdat hij vorige week 16 september 2008 de uitspraak al in vrijheid af mocht wachten.

Het is opmerkelijk dat iemand die aanvankelijk veroordeeld is, bij hoger beroep, op dezelfde feiten direct al wordt vrijgelaten omdat het Hof niet verwacht dat hij veroordeeld zal worden. Het Hof veegde in principe alle bewijzen van tafel en alleen daarom is het vonnis al de moeite van het lezen waard (LJN: BF2188).

De kernvraag draaide om hoe waarschijnlijk het nou was of een in het lichaam van Toon P.  gevonden kogel afkomstig was uit de revolver van Van Es. Volgens NFI 'deskundige' mevrouw Pauw-Vugts, was het 'waarschijnlijk' dat de gevonden kogel uit die revolver afkomstig was. Volgens door advocaat Knoops gebezigde deskundige was het op zijn hoogst 'mogelijk'.

Het OM bezigde echter een aantal punten van bewijs die zij met 'Bayesiaanse' statistiek aan elkaar verbonden en daarom tot het oordeel 'schuldig' kwamen.
Het ging hierbij om de volgende punten.

  1. Het deskundigenrapport van mevrouw P. Pauw-Vugts, vast gerechtelijk deskundige van het NFI, dat als conclusie heeft dat het "waarschijnlijk" is dat de aangetroffen kogel in de bovenbuik van verdachte afkomstig is van de revolver van de heer van Es;
  2. Het afzetten van verdachte bij de EHBO post van het Maxima Medisch Centrum te Veldhoven door een onbekende persoon met een bivakmuts op zijn hoofd;
  3. Het feit dat de afstand tussen de plaats van het delict en de plaats van afzetten van verdachte bij het ziekenhuis binnen 32 minuten te overbruggen is met een auto;
  4. Een door de politie afgeluisterd openlijn gesprek uit 2002 waaraan verdachte deelnam en waarin gesproken werd over aandachtspunten die van belang zijn voor het plegen van een overval; een overval die opmerkelijke overeenkomst vertoont met de wijze waarop de overval op de heer van Es en mevrouw van Es plaatsvond;
  5. Een gesprek op 17 februari 2006 gevoerd met de gsm van verdachte vanuit Nederweert;
  6. Een opengevouwde kaart van Limburg, aangetroffen in de woning van verdachte;
  7. CIE-info van maart en april 2006 waarin verdachte als een van de daders van de overval op de heer  en mevrouw van Es genoemd wordt, alsmede diverse anonieme meldingen met dezelfde informatie;
  8. Het feit dat verdachte bij politie en justitie bekend staat als (potentiële) pleger van gewapende overvallen.
De rechtbank maakte hiermee korte metten:
Ten aanzien van:
a. "waarschijnlijk" is nummer 3 op een 5 punts waarschijnlijkheidsschaal, na 'aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid' en ‘hoogst waarschijnlijk' en kan daarom zonder nader bewijs niet voldoende zijn om iemand te veroordelen.
g. en h. zijn géén bewijs in strafrechtelijke zin en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
b, c, d, e en f zijn ieder voor zich en in onderling verband beschouwd te indirect en te weinig significant om in voldoende mate bij te dragen aan de omstandigheid onder a, om de voor bewezenverklaring wettelijk vereiste zekerheid te bereiken dat verdachte een van de daders van de overval in Nederweert was.

Volgens het Hof doet de ‘Bayesiaanse’ methode van interpreteren die het OM volgt daar niets aan toe of af om twee redenen:

  1. Omdat het enkele feit dat de ene hypothese (verdachte is de dader) waarschijnlijker is dan een andere hypothese (verdachte is neergeschoten in Eindhoven) nog niet per definitie met zich brengt dat ten aanzien van de waarschijnlijkere hypothese de wettelijk vereiste drempel van zekerheid tot bewezenverklaring genomen is.
  2. Vervolgens niet om de volgende redenen. De advocaat-generaal poneerde de stelling dat het scenario van verdachte (verdachte is neergeschoten in Eindhoven) dermate onwaarschijnlijk is dat er bij de beantwoording van de vraag of verdachte een van de daders van de overval te Nederweert is "geen ruimte meer is voor enige of geringe twijfel aan betrokkenheid bij de overval, die de loutere wetenschappelijke benadering op het eerste gezicht nog openliet". Deze stelling miskent dat in het wettelijke bewijsstelsel een ongeloofwaardige verklaring van een verdachte alleen tot bewijs van zijn daderschap kan bijdragen indien met wettelijke bewijsmiddelen aangetoond kan worden dat die ongeloofwaardige verklaring een leugen is die bestemd is om de waarheid te bemantelen. Van die wettelijke bewijsmiddelen is echter geen sprake. Overigens merkt het hof op dat de Bayesiaanse methode zoals toegepast door de advocaat-generaal, uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat verdachte verklaard heeft dat hij in Eindhoven is neergeschoten. Verdachte heeft dat niet verklaard, maar wel dat hij niet weet waar en door wie hij neergeschoten is, waarbij hij de mogelijkheid van neerschieten in Eindhoven noemt.

Wat betreft de ‘Bayesiaanse methode’, dit is een fundamenteel andere statistische benadering dan de traditionele methode en heeft onder meer te maken met de persoonlijke overtuiging van degene die de te testen theorie op zet. Een goed en helder artikel over het gebruik van de Bayesianse methode in de forensisiche wetenschap is hier te vinden.

Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook